- théâtre
- théâtre [tee.aatr]〈m.〉1 schouwburg ⇒ theater, toneel2 toneel(kunst)3 toneel(werk)4 toneelgezelschap5 toneelspeelkunst ⇒ kunst van het acteren6 aanstellerij ⇒ gemaakte vertoning7 〈formeel〉schouwtoneel♦voorbeelden:1 théâtre d'ombres • schimmenspelrépertoire d'un théâtre • repertoire van een schouwburgthéâtre de verdure • openluchttheater3 théâtre de moeurs • zedenspelenthéâtre à thèse • geëngageerd toneelthéâtre antique • klassiek toneel4 répertoire d'un théâtre • repertoire van een gezelschap5 faire du théâtre • toneelspelen6 il fait encore du théâtre • hij stelt zich weer eens aande théâtre • theatraal, gemaakt, overdreven7 le théâtre du crime • de plaats van het misdrijfthéâtre d'opérations • strijdtoneel, actieterreinm1) schouwburg, theater2) toneel3) toneelgezelschap4) aanstellerij
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.